Maak het wafelbeslag. Weeg alle ingrediënten zorgvuldig af.
Scheidt de eieren. Klop de dooiers los en voeg er de juiste
hoeveelheid melk en verse gist aan toe. Klop met de garde tot
de gist opgelost is. Schenk het water op kamertemperatuur bij
het beslag.
Zeef vervolgens de bloem. Doe de afgewogen hoeveelheid
boter in een pannetje. Laat ze smelten op een zacht vuur.
Schenk de gesmolten boter bij het beslag en roer intussen met
de garde.
Klop de eiwitten tot een stevig schuim. Spatel het opgeklopte
eiwit onder het beslag. Strooi tenslotte een snuifje zout in het
beslag en spatel een laatste keer voorzichtig. Zet het
wafelbeslag op een warm tochtvrij plekje en laat het 20
minuten rusten.
Maak slagroom en roer er wat vanillesuiker door. Plaats een
gekarteld spuitmondje in een punt van een plastic spuitzak.
Schep er de slagroom in en leg de gevulde spuitzak in de
koelkast.
Brusselse wafels
250 g patisserie bloem
4 eieren
125 g gesmolten boter
2 dl melk
2 dl bruiswater
20 g verse gist
een snuifje zout
Het recept voor ‘Brusselse wafels’ duikt voor het eerst op
in 1874. Dit lekker ding is waarschijnlijk ontworpen als
kermiseten. Pas later kon men de Grosses Gaufres de
Bruxelles ofwel de dikke Brusselse wafels het ganse jaar
door eten in de Brusselse crèmeries. Thans is de
Brusselse wafel internationaal gekend als “Belgian
waffles”.
Materiaal:
een wafelijzer geschikt voor
de hoge en brede Brusselse
wafels
(3 à 4 cm diep)
slagroom
vanillesuiker
bloemsuiker
Verwarm het wafelijzer op de hoogste stand. Laat het ijzer ook
voldoende lang voorverwarmen. Schep een portie beslag in
het wafelijzer, sluit het meteen en bak een luchtige goudbruine
Brusselse wafel.
Serveer de wafels versgebakken met toefjes slagroom en
poedersuiker.